De fundamenten van een handelscentrum
Lang geleden, in de 10e eeuw, ontstond er een handelswijk op het strategische kruispunt van de Twijnstraat en de Ridderstraat. Deze verhoogde zandrug, gelegen ten westen van de rivier de Reie, ten zuiden van ‘Het Wijk’, legde de basis voor Brugge.
Door de eeuwen heen veranderde de stad in een bruisend handels- en cultureel centrum. Welvarende kooplieden verwierven uitgestrekte landgoederen en schepen met exotische goederen meerden aan in de havens van Brugge. De kostbare ladingen werden veilig opgeslagen voordat ze op de Markt werden verkocht, waardoor Brugge zijn status als belangrijk handelscentrum versterkte.
Vergulde Fontein & De Drie Koningen
In de 14e eeuw ontstond er onder de geplaveide straten van Brugge een wonder: de kelder van de Vergulde Fontein. Deze ondergrondse kamer, beschermd tegen de hitte van de zon, was perfect voor het opslaan van specerijen, voedsel, textiel en zeldzame schatten die door zeeschepen werden aangevoerd. Naarmate Brugge groeide, nam ook zijn aantrekkingskracht toe. In de 15e eeuw werd boven de Vergulde Fontein het gastenverblijf ‘De Drie Koningen’ gebouwd. Dit gotische toevluchtsoord bood kooplieden en schippers een gastvrije schuilplaats en werd een toevluchtsoord voor reizigers die bij een stevige maaltijd en een warm vuur verhalen uitwisselden.
In de loop der jaren bleef De Drie Koningen een baken van gastvrijheid. Culturen vermengden zich en vriendschappen bloeiden op. De geesten uit het verleden leken door de gangen te dwalen en fluisterden verhalen uit vervlogen tijden. Vandaag de dag staat De Drie Koningen symbool voor de onvergankelijke geest van Brugge. Het is meer dan een historisch gebouw; het is een levende verbinding met het rijke erfgoed van de stad. Hier versmelten heden en verleden op harmonieuze wijze en krijgen reizigers een glimp te zien van de betoverende verhalen en gastvrije warmte van Brugge.
BRONNEN
- Onroerend Erfgoed Vlaanderen – Stadswoning De Vergulde Fontein
- “Middeleeuwse Brugse Huizen: Bouwhistorisch onderzoek in de huizen in Sint-Jacobs en Den Ancker” – Dirk Van Eenhooge – pg. 44-54